Wilhelmina Drucker poseert, 1917

Written by 
Wilhelmina Drucker poserend voor Truus Claes, 1917 Wilhelmina Drucker poserend voor Truus Claes, 1917 Fotograaf onbekend, Nationaal Archief/collectie Spaarnestad/Het Leven

De foto van Wilhelmina Drucker en Truus Claes die zo te zien de laatste hand legt aan het portret dat zij van Drucker maakt, stelt op het eerste gezicht niet voor veel vragen. Tijd van handeling zal september 1917 zijn, want op Druckers 70ste verjaardag, 31 september 1917, zou het schilderij aan Drucker worden aangeboden. Setting is de werkkamer van Drucker, zoals een eigentijdse waarnemer die het weten kon heeft overgeleverd.[1] We krijgen dus met deze foto een inkijkje in Roelof Hartstraat 131-boven (in oktober 1917 hernoemd en hernummerd tot Van Baerlestraat 148-boven), waar Drucker van 1907 tot haar dood in 1925 met Aleida van Breemen woonde. Meest opvallend in het kleine hoekje dat we te zien krijgen is het bureau. Het is geheel opgeruimd, op een moeilijk te definiëren gebruiksvoorwerp na, midden op het blad, waar Drucker kennelijk zoveel belang aan hechtte dat het moest worden meegeschilderd. Die opgeruimdheid moet voor de gelegenheid geweest zijn: de slijtage van het vloerkleed laat zien dat er veel aan het bureau gewerkt werd – we mogen aannemen dat Drucker aan dit bureau de Evolutie schreef.

Toch zal het ‘fraai namiddag toilet van zwarte liberty zijde, gegarneerd met kanten, en getooid met een kostbaren collier in goud gevatte edelsteenen’ dat een verslaggever op het schilderij waarnam niet de kledij geweest zijn waarin ze doorgaans aan haar bureau zat.[2] Kennelijk wilde Drucker, hoe huiselijk de setting ook was, in haar publieke persona vereeuwigd worden, en die was zoals we weten in hoge mate ladylike. Dit spel met het klasseverschil, dat in haar tijd maar vooral ook in haar levensgeschiedenis zo’n grote rol speelde, is een van de vele intrigerende kanten van Drucker, die een nadere beschouwing verdient. Hier bepalen we ons echter tot wat we zien, en dan valt vooral het sieraad op dat zij op de borst draagt en dat, net als het raadselachtige object op het bureaublad, een prominente plaats op het schilderij heeft gekregen.

 

 

Een ‘prachtige camée’ is het oordeel van de zorgvuldige waarnemer die ook het soort zijde van het ‘namiddag toilet’ wist thuis te brengen. Maar wie is erop afgebeeld? Een vrouw, zoveel is duidelijk, een gehelmde vrouw, zo lijkt het, vooral op het schilderij waarop de beeltenis nog eens extra is aangezet. Pallas Athene, de krijgsgodin? Die van de met beheersing, verstand en strategisch inzicht gevoerde strijd, die ook nog eens niet taalde naar een man? Dat zou een sublieme riposte zijn op de mannenhaat en seksestrijd die Drucker zo vaak waren tegengeworpen. Het sieraad zal met beleid gekozen zijn. Dus als het inderdaad om Pallas Athene gaat, dan is het dat contrabeeld geweest waaraan Drucker zich voor het nageslacht heeft willen verbinden.

Het idee om een portret van Drucker te laten maken zal zijn bedacht door het comité dat de verjaardag van Drucker wilde aangrijpen om haar publiekelijk hulde te bewijzen, al zal dit idee niet zonder overleg met Drucker zelf tot stand zijn gekomen. De samenstelling van het comité is niet overgeleverd, we weten alleen dat Cato Beijllonse-Peyra, VVV-lid van het eerste uur, er de woordvoerster van was. Waar het schilderij uiteindelijk zou moeten hangen is al evenmin overgeleverd, al zou het niet verbazen als het onuitgesproken oogmerk was om het op termijn aan het Stedelijk Museum te schenken, om de anonieme eenzaamheid van het marmeren borstbeeld van Dora Haver op te heffen dat na haar dood in opdracht van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht (VVK) was vervaardigd en in 1914 aan het Stedelijk Museum was geschonken,[3] maar daar tot verontwaardiging van de schenksters zonder naam en kwalificatie was geplaatst. Dat dit oogmerk inderdaad een rol kan hebben gespeeld, valt wellicht op te maken uit het feit dat in de aanloop naar de 70ste verjaardag van Drucker de onheuse behandeling van dit zo betekenisvolle borstbeeld nadrukkelijk werd gememoreerd.[4] Opmerkelijk genoeg zou zich enkele jaren later een scenario afspelen dat erg aan deze veronderstelde opzet doet denken: in 1920 biedt de Nederlandsche Vereeniging van Staatsburgeressen, opvolgster van de VVK, het Rijksmuseum een van de portretten van Jacobs aan die in de jaren 1919-1920 door Isaac Israels werden geschilderd, zij het dat het Rijksmuseum deze schenking zelfs afwees.[5] Mij lijkt het niet al te ver gezocht om te denken dat deze actie om Jacobs in het Rijksmuseum geplaatst te krijgen geïnspireerd kan zijn geweest door de, nog altijd veronderstelde, opzet om het schilderij van Drucker aan het Stedelijk Museum te schenken, wat die veronderstelling omgekeerd nog weer wat aannemelijker maakt.

Hoe het huldigingscomité, of Drucker, bij Truus Claes terecht is gekomen, is een vraag die zich vooralsnog zelfs niet tentatief laat beantwoorden. Geertruida (Truus) Claes (Amersfoort 1890-Linkebeek 1954) was toen zij het portret van Drucker schilderde 26 jaar oud en had net dat jaar haar opleiding aan de Rijksacademie van Beeldende Kunsten afgesloten. Met deze beroepskeuze moet ze in haar familie van arbeiders en dienstbodes en een enkele kapper of koetsier erg uit de toon gevallen zijn, en in Amersfoort beschouwde men het kennelijk ook als een hele prestatie, want over haar vorderingen aan de academie werd in de plaatselijke kranten met enige regelmaat bericht. Het leven in haar Amsterdamse leerjaren (1911-1917) was hard geweest, zo memoreerde zij later, en er waren tijden dat ze alleen op komkommers had geleefd.[6] Dat zij in deze jaren op bescheiden schaal exposeerde – in de etalage van een boekhandel in haar geboorteplaats Amersfoort – zal dan ook mede zijn ingegeven door de noodzaak wat te verdienen.

Het portret van Drucker was Claes’ eerste opdracht, een portret dat zij zo’n tien jaar later ietwat theatraal zal omschrijven als ‘[een] levensgroote Mina Drucker, de 70-jarige, die met modder en steenen werd achterna gegooid’.[7] Dat was de start van een als succesvol beschreven carrière, die zich vooral in België heeft afgespeeld waar zij kort na de Eerste Wereldoorlog naartoe verhuisde om met Désiré Ballenghien te trouwen, een Belgisch militair die tijdens de oorlog in Amersfoort geïnterneerd zat en die zij daar had leren kennen. In de enkele kunstbeschouwingen die in Nederland te traceren zijn, worden haar portretten knap genoemd om de ‘sprekende gelijkenis’, en opvallend ‘om den breeden, mannelijken borstelslag’.[8] Haar werk komt nog met enige regelmaat op de markt, maar een brede mannelijke borstelslag is daar niet gemakkelijk in te ontdekken. Dat is evenmin het geval bij het tweede portret dat Claes op enig moment van Drucker heeft gemaakt. Als we op de foto afgaan waarop we haar aan het portret uit 1917 zien werken, zou dat portret wél met die geroemde borstelslag geschilderd kunnen zijn. Weten doen we dat niet, want de verblijfplaats van dit portret, dat na 1917 niet meer geëxposeerd lijkt te zijn, is onbekend. Maar daar komt naar we hopen verandering in, zie hier.


Noten

[1] ‘Mevrouw Drucker’, De vrije gedachte, 12 oktober 1917. Dit artikel is ongesigneerd, dus geschreven door hoofdredacteur Willem Havers, tevens voorzitter van vrijdenkersvereniging De Dageraad. Zowel in de redactie als in het hoofdbestuur werkte hij al geruime tijd met Drucker samen.

[2] ‘Mevrouw Drucker’s zeventigste verjaardag’, Algemeen handelsblad, 1 oktober 1917.

[3] ‘Een nieuw beeldhouwwerk van Mevr. J.A. Schreve-IJzerman in het Stedelijk Museum te Amsterdam’, Eigen haard 40 (1914) 826-828.

[4] J.S.R. Baerveldt-Haver, ‘Een zeventigjarige’, De Amsterdamsche dames­kroniek, 29 september 1917, grotendeels overgenomen in ‘Mevrouw W. Drucker’, Bataviaasch nieuwsblad, 26 januari 1918.

[5] Jessica Voeten, ‘“Die levensgroote Aletta kop”. Hoe het Rijksmuseum een Israels misliep’, De groene Amsterdammer, 28 november 2019.

[6] Henri ’t Sas, ‘Ned. schilderes te Brussel’, Limburger koerier, 9 juni 1928.

[7] Ibidem.

[8] Gaston de Knibber, ‘Truus Claes’, in: Ons kunstleven (Dendermonde 1930) 31-39.

Additional Info

  • Gepubliceerd: 30 januari 2020
Last modified on 11 February 2020